He was a singer
Door de ogen van een uitvaartleider...
“Dames, dit is jullie podium. Voor jullie vader.” Ik stap bij de vier dochters vandaan, die innig gearmd voor de rouwwagen lopen. In de rouwwagen zit de echtgenote van de meneer die is overleden. Ze zit met een mondkapje op naast de chauffeur om zo lang en zo dicht mogelijk bij haar liefde te zijn. Vol trots en ook zo verdrietig kijkt zij naar zijn vier bloedjes die met langzame tred het buitenpodium voor hem uitrollen.
Ze lopen door de mistige kou een erehaag van familie en vrienden tegemoet. Alle belangstellenden staan muisstil aan weerskanten van de laan met statige bomen. Zelfs de wind is even gaan liggen. In ieder zijn of haar hand zit een witte roos geklemd. De hakken van zijn meiden die in gelijke tred gaan, is het enige echte geluid naast het lichte gezoem van de rouwwagen. Ze lopen de oorverdovende stilte van de erehaag tegemoet. Alsof de geluiden zijn opgelost in de mist. En dat is voor Amsterdamse begrippen met een Amsterdams gezelschap een unicum. Het verstilde beeld geeft weer hoe onder de indruk men is, van het plotselinge heengaan van een man van het podium.
Deze man van het podium was een zanger. En vooral een liefhebbende man, vader, opa, vriend. Hij was een man die op elk feest voor vertier zorgde, met muziek, dans en zang. Hij was ook een man die thuis elke avond de kaarsjes en waxinelichtjes aandeed. “Wel 25 stuks Natas!” werd mij op Amsterdamse wijze verteld, toen ik aan de eettafel zat in het nieuwe appartement waar hij en zijn vrouw zo blij mee waren. Hij was een man met voorliefde voor oude vliegtuigen en zo veel meer. Hij was een man met liefde voor simpele witte rozen. Hij was geliefd. Een man met karakter.
De aula is intussen gereedgemaakt. De witte kist staat op een podium. Daarop liggen alleen de witte rozen van zijn gezin. Ik heb aan de aulamedewerkers gevraagd om de lichten uit te doen, behalve de spots boven de kist. Het is nog vroeg in de ochtend. Het is donkergrijs en grauw buiten. Nog grijzer en grauwer is het binnen. De aulamedewerkers snappen er niets van dat het nog donkerder moet, maar ook weer wel. Ze kennen mij intussen. Niets gaat zomaar. Alles is een keuze.
"Is het straks weer 'showtime' Natas?"
“Reken maar van yes.”
“Dus volume zeg maar flink?”
“Volume op mijn teken door het plafond!”
Kort hierna sta ik in de ontvangsthal de belangstellenden te informeren en uit te nodigen. Na alle praat over mondkapjes (op/af), afstand en gedoe waar niemand het over wil hebben, vertel ik dat ze voor de ingang van de aula een aangestoken waxinelichtje in houder kunnen pakken en deze mee naar binnen dienen te nemen. Ik vertel dat ze hun dierbare in een cirkel van licht gaan zetten onder begeleiding van zijn muziek. De mensen reageren met “Oh, wat mooi, wat passend bij hem.” En met de klanken van Andy Williams met ‘Yesterday when I was young’, lopen ze allemaal de grijze aula in en plaatsen ze alle sprankelende lichtjes om de witte kist heen. Niemand houdt het droog.
In het openingswoord vertel ik de mensen hoe het idee van deze lichtjes is ontstaan en in plat Amsterdams doe ik zijn kinderen na “Wel 25 stuks hoor Natas, elke avond!” Er is gelach in de zaal. Er is ontlading. Zeker wanneer ik aangeef dat, gezien de feestjes die meneer altijd wist op te leuken, het niet geheel misplaatst is om zittend mee te wiegen bij de muziek. Het volgende muziekstuk wordt aangezet. Ik knik naar de aulamedewerker en naar het plafond. Hij weet genoeg. De mensen herkennen de klanken van het luchtige lied en ja, de eerste begint mee te wiegen… en de volgende… en de volgende.
Het laatste nummer is door de dochters uitgekozen als eerbetoon aan hun vader. I am a singer, is de titel. En dat is ook wat hij was, volgens hen. Een zanger.
De muziek wordt ingezet. Hard. Door het plafond. Ik sta zelf achterin de zaal in het middenpad. Boven het geluid uit zeg ik: "Dames en heren, graag nog één keer een daverend applaus voor hém!" De mensen klappen. De mensen huilen. De mensen lachen. Ze huilen, lachen en klappen tegelijk. Alle mensen komen een voor een naar voren met hun witte roos. Ze leggen deze liefdevol bij hem neer, brengen hun laatste groet en verlaten verdrietig zwierend de aula.
In de koffiekamer is op gepaste afstand een samenzijn. Nog een laatste keer spreek ik alle mensen toe. Ik vertel dat alle lichtjes bij de uitgang staan. Vraag of ze een lichtje daarvan mee naar huis willen nemen om 'hem' nog even in gedachten in de spotlights te kunnen houden.
Buiten zeg ik zijn liefde en bloedjes gedag. Innig gearmd lopen ze met elkaar weg.
En terwijl ze weglopen en ik alleen sta bij de laan met de statige bomen, hoor ik weer het zoemende geluid van de rouwwagen, de hakken van zijn bloedjes, de klanken van de muziek, de gesproken woorden, het geklap, het gelach, het gehuil.
Ik maak een buiging en ik fluister: "Graag gedaan, meneer the singer."
Natascha Honigh Madrid
(Blog is geplaatst met toestemming van nabestaanden)